9.1 Financieel beleid
9.1.1 Positionering
In 2016 hebben we ons financieel beleid herijkt en vastgesteld. In het strategisch ondernemingsplan 2013-2017 is onze positionering op het onderdeel financiën als volgt omschreven:
Actium is een financieel solide, professionele en toekomstbestendige woningcorporatie die flexibel inspeelt op:
- ontwikkelingen in haar werkgebied,
- ontwikkelingen in klantvragen,
- ontwikkelingen in het institutionele kader.
Afgeleid hiervan hebben we ons financiële beleid als volgt gedefinieerd:
Ons financieel beleid heeft ten doel de financiële continuïteit van Actium te waarborgen.
Het financieel beleid is sturend en tegelijkertijd randvoorwaardelijk. Het aspect financiën staat niet op zichzelf, maar is onlosmakelijk verbonden met alle bedrijfsactiviteiten.
De bedrijfsactiviteiten worden gestuurd door het beleid dat we op verschillende terreinen voeren. Van groot belang is het strategisch voorraadbeleid. Het grootste deel van ons kapitaal zit immers in onze woningen en heeft daarmee de grootste invloed op onze kasstromen. Andere beleidsterreinen zijn investeringen, financiering, verhuur, onderhoud en organisatie. Het financieel beleid is de verbindende factor tussen alle beleidsonderdelen.
9.1.2. Samenhang
De verbindingen tussen de diverse beleidsvormen is weergegeven in onderstaand overzicht:
9.1.3. Kaders financieel beleid
Het hoofddoel van ons financieel beleid is het waarborgen van de financiële continuïteit. Die continuïteit waarborgen we door sturing op onze financiële ratio’s. Deze zijn vastgesteld vanuit de volgende subdoelen:
- We zetten de kasstromen maximaal in voor de realisatie van onze volkshuisvestelijke opgaven.
- We dragen zorg voor voldoende solvabiliteit om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen om daarmee ook financierbaar te blijven.
- Het resultaat op onze primaire bedrijfsvoering is positief. We zijn financieel in control door het stellen van en sturen op normen voor een aantal beïnvloedbare uitgaven, gericht op een passende prijs-prestatieverhouding.
- We streven naar vermogensontwikkeling door te sturen op de financiering in relatie tot de waardecreatie.
- We streven naar waardeontwikkeling door het stellen van rendementseisen aan investeringen.
De financiële kaders geven richting aan beleid en (meerjaren-)plannen en bepalen de maximale inzet voor het bereiken van onze doelen. Het waarborgen van de financiële continuïteit is hierbij voorwaarde.
9.1.4. Sturing
Maximaal inzetten van de kasstromen
We streven naar het maximaal inzetten van onze kasstromen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave bepalen we vanuit het strategisch voorraadbeleidsproces (ook wel: portefeuillebeleid): vanuit de huidige portefeuille bepalen we welke strategie nodig is om de gewenste vastgoedportefeuille te realiseren.
Met behulp van het strategisch beleidsinstrument (SBI) beoordelen we de haalbaarheid van de gewenste transformatie in onze vastgoedportefeuille. Bij eventuele ruimte in de kasstromen zoeken we naar realistische invulling van die ruimte. Dit is een terugkerend proces. De invulling kunnen we vanuit verschillende beleidsgebieden vormgeven.
Bij het maken van de keuzes voor optimale inzet van de kasstromen hanteren we de volgende kaders:
- ICR (Interest Coverage Ratio, ook wel rentedekkingsgraad);
- DSCR (Debt Service Coverage Ratio, ook wel schulddekkingsgraad).
- ICR
De ICR (rentedekkingsgraad) geeft de mate weer waarin de zogenaamde operationele kasstroom (steeds) toereikend is om aan onze renteverplichtingen te voldoen. De ICR geeft de verhouding weer tussen de operationele kasstroom (waarvan de rentelasten en verkoopresultaten geen deel uitmaken) en de rentelasten. De toezichthouders (Autoriteit woningcorporaties en het WSW) hanteren een minimum voor de ICR van 1,4. Wij hanteren een hogere norm om zo extra risico’s op te vangen. Deze norm is vastgelegd in het financieel beleid en wordt jaarlijks herijkt. - DSCR (interne sturing)
De DSCR (schulddekkingsgraad) laat zien of een corporatie kan voldoen aan de aflossingsverplichting op vreemd vermogen. De DSCR geeft de verhouding weer van de operationele kasstroom (waarvan de rentelasten en verkoopresultaten geen deel uitmaken) en de rentelasten met een theoretische aflossing van 2 procent van de leningenportefeuille. Wij hanteren dezelfde interne norm als de norm van de toezichthouder. - DSCR (WSW)
De DSCR (WSW) gaat niet uit van een theoretische aflossing van 2 procent, maar van de volgende aflossing: (leningenschuld –/- cum. verkoopopbrengst 5 jaar –/- restwaarde portefeuille van € 5k per vhe)/gemiddelde restant levensduur. Daarnaast wordt in de operationele kasstroom het werkelijke onderhoud geëlimineerd en vervangen door een minimale norm van € 700 per vhe. Wij hanteren dezelfde norm van 1,0 als de toezichthouder.
Financiële continuïteit
Investeren en financiering, maar ook het eigen vermogen en de ontwikkeling daarvan hangen nauw met elkaar samen. Dat heeft te maken met de functies die het eigen vermogen vervult. Het eigen vermogen vervult zowel een bufferfunctie als een financieringsfunctie. Het eerste spreekt voor zich; als risico’s optreden die (nog) niet waren ingecalculeerd, kunnen we het eigen vermogen aanspreken. De tweede functie gebruiken we bij investeringen in sociaal onroerend goed (DAEB-investeringen).
Het eigen vermogen heeft ook een vangnetfunctie. Als de waarde van een investering niet geheel dekkend is voor de investeringskosten kunnen we op beheerste wijze additioneel gebruik maken van eigen vermogen.
Het is belangrijk om goed inzicht te hebben in de vermogenspositie en de ontwikkeling daarvan. Voor de buffer- en financieringsfunctie wordt een minimum niveau gehanteerd; alleen als het eigen vermogen zich boven dit minimum begeeft, kan sprake zijn van de vangnetfunctie.
- Solvabiliteit
De financiële continuïteit kan worden weergegeven met de ratio solvabiliteit. De solvabiliteit geeft de verhouding weer van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen. Door economische omstandigheden is de borgstelling door het WSW en de financiering de laatste jaren onder druk komen te staan. Waardesturing in relatie tot financierbaarheid is nog in ontwikkeling. In verband hiermee, en om eventuele risico’s op te kunnen vangen, houden wij een hogere buffer aan voor het eigen vermogen dan de minimale WSW-eisen. De WSW-norm bedraagt 25 procent. Wij hanteren een hogere buffer op basis van onze risico-inschatting. Wij hebben deze norm vastgelegd in ons financieel beleid.
Financierbaarheid (Loan to Value)
Een andere norm die de (ontwikkeling van de) financiële continuïteit weergeeft, is de zogenaamde Loan te Value. Deze ratio geeft de verhouding van het vreemd vermogen weer ten opzichte van de materiële vaste activa in exploitatie. Wij hanteren de begrenzing van de Loan to Value met name voor de financierbaarheid. Ook hierbij hanteren wij onze eigen hogere norm, die is afgeleid van onze interne norm voor de solvabiliteit.
Positief resultaat primaire bedrijfsvoering
Het positieve resultaat op de primaire bedrijfsvoering wordt in eerste instantie weergegeven door de operationele kasstromen. Aanvullend stellen we normen voor de hoogte van de netto-bedrijfslasten en de onderhoudslasten. Deze zijn vastgelegd in het ondernemingsplan en worden ook jaarlijks in de (meerjaren-)begroting weergegeven. Eventueel worden de normen herijkt. Dit wordt jaarlijks opnieuw beoordeeld en bij herijking vastgelegd in de kaderbrief. De kaderbrief is de start van de planning & control cyclus en geeft richting aan het opstellen van het jaarplan voor het aankomende jaar. De (eventueel bijgestelde) normen zijn kaderstellend bij het opstellen van het jaarplan en de (meerjaren)begroting.
Vermogensontwikkeling (dekkingsratio)
Om te voorkomen dat we te veel vreemd vermogen aantrekken en daarmee onze financiële continuïteit in gevaar brengen, stellen we een grens aan de hoogte van het vreemd vermogen in relatie tot de WOZ-waarde van het bezit. Dit is het financieringsplafond. Deze bedraagt onder borging van het WSW 50 procent van de WOZ-waarde van het borgbare bezit (enkel DAEB-bezit). Gezien de afhankelijkheid van de markt voor de WOZ-waarde, hanteren wij hiervoor een lager financieringsplafond. Dit is gelijk aan de norm die het WSW heeft gesteld in het Eigen Middelen beleid. Hiermee is er voldoende buffer om tijdig bij te sturen bij een (forse) waardedaling van de WOZ-waarden.
Via de meerjarenbegroting hebben we inzicht in de vermogensontwikkeling, in getal en grafisch, over een periode van tenminste vijf jaar. Het effect van investeringen en plannen daartoe worden op deze wijze systematisch beoordeeld in meerjarenperspectief. Alleen dan kan tot een afgewogen keuze worden gekomen (afweging van diverse alternatieven).
Rendementseisen investeringen
We streven naar het maximaal inzetten van onze middelen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave bepalen we vanuit het strategisch voorraadbeleidsproces. Investeringsbeslissingen plaatsen we voornamelijk in het licht van de volkshuisvestelijke belangen. Die eisen een zeker strategisch voorraadbeleid (SVB).
Eén van de middelen die we vanuit het SVB inzetten voor het vervullen van de volkshuisvestelijke opgave is het doen van investeringen. Onder investeringen verstaan we :
- nieuwbouw;
- aankoop;
- groot onderhoud.
De begrenzing van investeringen worden bepaald door het financiële beleid en het investeringsstatuut. In dit statuut zijn aanvullende kaders voor investeringsbesluiten vastgelegd.
Ook de rendementseisen zijn vastgelegd in het investeringsstatuut. Deze worden indien nodig jaarlijks herijkt. Het gemiddelde van de optelsom van de gedifferentieerde rendementen per product dient te voldoen aan de rendementseis op het totaalniveau. Dit wordt geborgd door op voorhand te sturen op de investeringsopgave met betrekking tot nieuwbouw van sociale huurwoningen. Bij het vaststellen van de (meerjaren)begroting moet de investeringsopgave getoetst zijn aan de dan geldende rendementseis.
Normen financiële ratio’s
In onderstaand overzicht zijn de normen die wij hanteren voor de financiële ratio’s opgenomen. De normen van de externe toezichthouders (WSW en Aw) zijn ook opgenomen. Onze interne normen worden jaarlijks geactualiseerd en in een apart hoofdstuk van de MJB vastgelegd. De interne normen zijn minimaal gelijk aan de externe normen. Daar waar de interne normen afwijken van de externe normen, is dit in het financieel beleid onderbouwd.
Definitie | Norm extern (DAEB) | Norm intern (DAEB) | Norm extern (niet-DAEB) | Norm intern (niet-DAEB) |
---|---|---|---|---|
Interest Coverage Ratio (ICR) | min 1,4 | min 1,6 | min 1,8 | min 1,8 |
Debt Service Coverage Ratio (DSCR) | min 1,0 | min 1,0 | min 1,0 | min 1,0 |
Loan to Value | ||||
Maximaal percentage v.d. nominale schuld t.o.v. bedrijfswaarde van het bezit | max 75% | max 65% | max 75% | max 65% |
Solvabiliteit | ||||
Minimaal percentage o.b.v. eigen vermogen minus Volkshuisvestelijke bestemming en balanstotaal minus Volkshuisvestelijke bestemming | min 20% | min 35% | min 40% max 60% (start) | min 40% max 60% (start) |
Dekkingsratio | ||||
Maximaal percentage t.o.v. de WOZ-waarde van het bij het WSW ingezette onderpand | max 50% | max 40% | max 50% | max 40% |
Voorlopig scheidingsvoorstel
Eind 2016 is het voorlopige scheidingsvoorstel ingediend bij de Aw. Wij hebben gekozen voor Administratieve scheiding. De interne lening komt uit op € 2,5 miljoen en er wordt gerekend met een rentevergoeding van 1,6%.
Wij hebben geen bezit overgeheveld naar de niet-DAEB balans. De marktwaarde in verhuurde staat van de niet-DAEB balans is 1,0% van het totale bezit. Dit geeft aan dat de impact van de scheiding DAEB / niet-DAEB voor Actium minimaal is en verder geen gevolgen heeft voor de sturing.